Eeuwigheidszondag, laatste zondag van het kerkelijk jaar    (22 november 2009)


Op deze donkere herfstzondag werd ons kerkgebouw weer definitief in gebruik genomen.
Het is nog maar gedeeltelijk gerestaureerd, de toren en de ramen aan de zuidzijde zijn opgeknapt, maar het "schip" van de kerk, het interieur en het orgel komen pas enige jaren later aan de beurt.
Het is zeker een verbetering, en dit had in een andere situatie ook wel een feestelijke dienst kunnen worden, maar het trof dat het samenviel met de Eeuwigheidszondag, de laatste zondag van het kerkelijk jaar, waarin de gemeenteleden die zijn overleden in het afgelopen jaar worden herdacht. Vanzelfsprekend is dit altijd een ingetogen dienst, maar dit jaar vielen er wel heel veel doden te betreuren - maar liefst elf mensen, die waren heengegaan.

Dominee J. Abbink leidde de dienst.
De bijbelgedeelten waren Daniël 7 : 13-14, Marcus 13 : 24-32 en Openbaring 21 : 1-5, waarbij het accent lag op de Openbaring :

"Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen.
 Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij."



Ook het bloemstuk, dat de Werkgroep Liturgisch Bloemschikken voor deze dienst had gemaakt, getuigde van diepe rouw.



De schikking doet denken aan een zittende vrouw, gekleed in wit en zwart. Op de zwarte sleep van haar kleed liggen twaalf witte stenen, met de namen van de elf overledenen, en één zonder naam, voor alle niet-genoemde maar wel door gemeenteleden herdachte doden van het afgelopen jaar. Ook liggen er iets hoger nog drie witte stenen, op haar schoot, zo lijkt het wel.


De witte stenen verwijzen naar Openbaringen 2 : 17 -
"... en Ik zal hem een witte steen geven en op die steen een nieuwe naam geschreven, welke niemand weet, dan die hem ontvangt."

Jeltje, Dieuwke, Anna, Jitske, Maria Helena, Catrinus, Jantje, Hiltje, Baafke, Rinske, en Oege -
ze worden allemaal erg gemist.

Voor iedere overledene kwamen één of twee nabestaanden naar voren om een lichtje aan te steken bij de schikking, en het steentje met de naam van hun dierbare van de dominee in ontvangst te nemen.
Het verdriet was voelbaar bij dit ritueel.

   
De krans verwijst naar eeuwigheid, het zwart naar rouw en dood, de witte aronskelken en de witte sluier naar zuiverheid en opstanding.
De grote groene Monstera-bladeren (Gatenplant) symboliseren Gods handen die ons dragen, ook in het grootste verdriet.

Hier linksonder nog een kleine schikking met witte aronskelken in een glazen vaas.
Het gedicht ernaast stond als inleiding op de liturgie van deze dienst.

Uw droefheid is niet bodemloos:
God houdt Zijn handen open.
Het brekend leven, doods en broos
draagt Hij door vrees en hopen.
Herinnert Hij zich niet hun naam
als wachters op de morgen?
Die in de nacht zijn voorgegaan
zijn in Gods trouw geborgen.

De naam, waarmee zij zijn genoemd
staat in Gods hand geschreven
en zal door alle donker heen
toch onuitwisbaar blijven.
In Christus is hun naam bewaard,
naar Hem blijven zij heten,
Hij wekt hen uit de slaap en zal
hen van de dood genezen.


(Uit  Wachters in de nacht  van Sytze de Vries)


De zanggroep trad ook op in deze kerkdienst, en zong onder andere enige coupletten tussen het voorlezen van de namen.